Het gebeurt niet zelden dat ik na een film - nadat ik ademloos de oneindige aftiteling heb
bekeken – de zaal uit loop zonder het gevoel dat de wereld echt bestaat. Het is
een grappig gevoel, alsof je nog verder leeft in de film.
Soms stel ik me zittend op een bankje en
kijkend naar alle mensen voor dat iedereen die ik zie acteur is, alles een
groot toneelstuk en alleen ik er niet bij hoor. Vaak is het een beroerd toneelstuk
en speelt tenminste de helft van de acteurs zijn of haar rol bijzonder slecht.
Op het script valt ook wat af te dingen: er lopen te veel ongeloofwaardige
personages rond. Ik probeer te bedenken wat de regisseur in hun oor roept,
‘kijk nu op je horloge!’ ‘Nu! Loop fluitend richting die boom!’ De acteurs
moeten nog veel leren, ze kijken te opzichtig, ze fluiten te geforceerd. Ik,
zittend op het bankje naast de boom heb alles door en glimlach.
Mooier nog is het als je per ongeluk in een scène belandt. Deze
situaties zijn van de betere toneelschrijvers. Ik begrijp nog steeds niet
wanneer ze waar optreden, maar dat maakt het juist betoverend mooi. Deze
situaties zijn de aanleiding tot de – nu nog uit slechts twee gedichten
bestaande – serie ‘zomaar op straat’.
Zomaar op straat
Vandaag zag ik man
Lopen met een bos
Rood-grijze chrysanten
Huilend op straat
Liep hij zomaar mijn blikveld in
En ik begreep niet waarom
Hij huilde
Zo langzaam met dikke druppels
Liep hij mijn blikveld uit
Ik legde bedachtzaam een woord
Voor dertig punten
Scène
Ik zag een jongetje tegen de keiharde wind in rennen
(Het ging niet zo snel)
De armen van zijn vader in
Je zag aan alles
Dat er lang was gezocht
Naar het perfecte decor
En zachtjes hoorde ik
De ontroerende muziek
‘Cut’ riep de regisseur
‘Kut’ fluisterde ik
Er was geen regisseur
Je mag de serie aanvullen als je wilt. Kom maar op!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten