In tegenstelling tot wat het blaadje de laatste keer beweerde, ben ik niet van plan journalistiek maar Nederlands te gaan studeren. |
December 2011
De Golfstroom
‘Zo, woon jij hier ook nog?’ Mijn moeder komt mijn kamer
binnengelopen. Ik heb me inderdaad de laatste twee dagen nauwelijks beneden
vertoond. Het is ook zo druk op school. Of eigenlijk, ik heb het me zo druk
gemáákt op school. We zitten nu ongeveer halverwege de periode en dat is zo’n
moment waarop alle leraren opeens denken, ‘goh, laat ik eens een tussentoetsje
geven, een PO, lees-, luistertoets, SO’ waardoor het opeens verdacht veel
begint te lijken op een toetsweek , maar dan mét les.
Maar goed, dat zat er natuurlijk al een tijdje aan te
komen. Toch is het wel een storende factor als je ook nog bezig bent met de
kerstmusical, de schoolkrant, je sociale contacten wilt onderhouden en
eigenlijk ook nog tijd wil hebben voor onzin.
Na mijn tussenuur kom ik weer op school en spreekt een
vriendin me aan, ‘de directeur zoekt je’. Oh jee. Nou ja, voor zover ik weet
heb ik niks fout gedaan, ‘ik ga er wel even heen als ik tijd heb.’ En daar gaat
de bel alweer en komt de massa van leerlingen in beweging. Op zo’n moment is
het altijd een grote kunst te zorgen dat je in het goede lokaal terecht komt.
Je moet precies zo lopen dat je in de goede stroom leerlingen zit, anders kom
je nooit op je bestemming aan.
Op zo’n moment moet ik altijd denken aan de film Finding
Nemo waarin Marlin en Dory tijdens het zoeken naar Nemo per ongeluk in de Oost
Australische Golfstroom terechtkomen, tussen een grote groep schildpadden. Echt
een geweldig stuk is dat. En die ene schildpad doet me altijd denken aan meneer
Wierda, die praat net zo. Dat is helemaal geen belediging hoor, het is echt de
coolste schildpad die er tussen zit.
Terwijl ik me behendig tussen de andere mensen doorwring,
nog half klem zit tussen twee Kiplingtassen en op het nippertje kan voorkomen
dat ik door een school leerlingen word
meegesleurd naar de afslag ‘talenvleugel’, kom ik nog twee andere vrienden
tegen die me in het voorbijgaan nog net kunnen toeroepen dat de directeur me
zoekt.
Misschien moet ik hem dan toch eens gaan opzoeken, denk ik.
Ik klop aan op de deur en loop naar binnen. ‘Ha, Lotte,’ zegt Durieux. Juist,
hóe weet hij mijn naam? Ik heb nog nooit met hem gepraat. Of ik misschien een
column zou willen schrijven voor dit blaadje. Ja, hallo, ik heb het super druk.
Waarover dan?
Voorjaar 2012
De surveillant
Voor het lokaal staan we te wachten. Onze surveillant is
er nog niet. Hij moet vast nog koffie halen. Ik kijk rond. Sommige leerlingen
staan nog als een soort bezetene door
hun boek aardrijkskunde te bladeren, andere staan rustig te praten. Ik kijk in
de richting van de klapdeuren en ja hoor, daar komt de surveillant al aan
snellen. In z’n ene hand zijn laptop en in de andere een kopje koffie (ik wist
het!).Hij mompelt een excuus en maakt het lokaal open. Dit is een surveillant
van het type, ´bij mij kan er absoluut niet afgekeken worden´, een beetje naïef
dus maar vooral heel vervelend. Voordat wij het lokaal binnen mogen, legt hij
op elke tafel een atlas neer. Voordat hij hem neerlegt, bladert hij hem
zorgvuldig door want stel je toch voor dat er spiekbriefjes in zitten. Oei oei.
Alsof wij van tevoren weten welke atlas we krijgen. Na een ingewikkeld tafereel
van jij-moet-hier en daar-mag-je-niet-zitten kan ik aan mijn toets beginnen.
Een toets maken in best wel heel saai. In het begin
gebeurt er nog wel eens wat. Iemand vraagt de datum, is zijn pen vergeten of
komt te laat. Als je geluk hebt gaat diegene dan ook nog op de verkeerde plaats
zitten en vraagt iets doms. Bij gebrek aan beter is dat echt hilarisch. En dat
benadrukt al weer hoe saai zo’n toets is. Het is een lastige toets en af en toe
kijk ik even op om na te denken. NIET DOEN. Niet bij deze surveillant in ieder
geval. Meteen kijkt hij je aan alsof je een zware misdadiger bent en blijft je
vervolgens bij elke beweging volgen. In
plaats van nadenken over de volgende opgave, ben je alleen nog maar bezig de
blik van docent te ontwijken.
Het kopje koffie van de docent is op. En dat betekent
meestal niet veel goeds. Waar ik al bang voor was gebeurt, de docent staat op
en gaat rondjes lopen door de klas. Achter je langs en dan stiekem op je
blaadje kijken. Heel eng. Griezelig gewoon. Op zo’n moment schrijf ik nooit wat
op en doe gewoon alsof ik heel hard nadenk.
De rest van de tijd ben ik bezig met het ontwijken van
blikken, het doen alsof ik nadenk, het kauwen op mijn pen en het invullen van
vragen. En dan lever ik mijn blaadje in.
Ook de atlas wil ik op het stapeltje leggen maar dat mag ik niet zelf doen.
Natuurlijk niet. De docent bladert de atlas uitgebreid door, waarschijnlijk op
zoek naar spiekbriefjes, bommen of andere levensbedreigende voorwerpen. Ik ben
blij dat ik het lokaal uit ben en loop naar de aula.
Terwijl ik naar de aula loop, denk ik aan de
verschillende toetsen die ik al gehad heb. Er zijn best wel veel surveillanten
die niet goed kunnen surveilleren. Daar bedoel ik niet mee dat het te makkelijk
of te moeilijk is om af te kijken, maar dat ze gewoon heel irritant zijn. Zoals
het voor Iris Kroes, die je toch best een goede zangeres kan noemen, niet
betekent dat ze ook opera kan zingen, zo betekent het voor een leraar die les
kan geven in zijn vak, niet dat hij ook kan surveilleren. Misschien moeten er
auditierondes gehouden worden. Een soort The Voice, maar dan voor leraren. Ik
zie het al helemaal voor me. Groot publiek, leerlingenpanel met een grote knop
die een vreselijk geluid maakt als je er op drukt (misschien het geluid van de
bel?) en trotse familieleden die via een flatscreen mogen kijken hoe het daar
binnen gaat. Maar geen blind auditions want als de leerlingen toch omgekeerd op
hun stoel zitten is dat eerder een slecht dan een goed teken. Dat lijkt me wel
wat. Een goede surveillant is voor leerlingen namelijk essentieel en misschien
voorkomt het zelfs dat er leerlingen zijn die hun tijd zitten te verprutsen
door er domme columns over te schrijven.
Najaar 2012
Aasgierst
Ik had er nog nooit van gehoord, maar verschillende
leraren hadden het er al weken over, allemaal met het zelfde verwachtingsvolle
toontje. Als kleine kinderen die wachten op pakjesavond. Op deze vrijdagochtend
was het dan zover: de dag van de leraar.
De regen klettert op mijn gezicht en stroomt met
straaltjes mijn jas in. Zo hard als ik kan, sjees ik door de plassen richting
Louise’s huis. Tot gistermiddag half vier had ik er niet bij stilgestaan. Pas
tijdens de schoolkrantvergadering, bedenken we dat we wel iets kunnen doen. We
gaan de leraren die het verdienen een bloemetje geven. Dat bloemetje moet
alleen wel gekocht worden en daarom scheur ik nu samen met Louise de school
voorbij richting de C1000. In de C1000 glijden we bijna uit op de gladde vloer,
zoeken we mooie roosjes uit en scheuren we weer naar school.
Pauze. Waar is onze fotograaf Rutger? Waar is de rest.
Chaos. Waar is Louise met de rozen. Daar is Louise zonder rozen. Waar is ze
gebleven. Paniek. Daar is Louise met de rozen. Doe normaal, Lotte. Ja.
Bij de sta-tafeltjes in de buurt van de lerarenkamer prikken
we onze vingers terwijl we de rozen verdelen. Nieuwsgierige leraren drommen
langs en werpen wantrouwige blikken op het tafeltje. ‘Is dat voor ons?’ ‘Wat gaat er gebeuren?’
Vlak voor de lerarenkamer blijven we staan. We horen de
leraren vanaf hier mokken. ‘Belachelijk
gewoon’. Geloof mij, leraren zijn nog erger dan leerlingen. Een kind wiens
verjaardag je vergeten bent, een moeder die niks voor moederdag heeft gekregen.
De leraren hadden niet sipper kunnen zijn.
Aasgierend kijken ze naar buiten terwijl ze zogenaamd
nonchalant in hun koffie roeren. Ze zijn op hun gierst want de taart die ze
verwacht hadden te krijgen van de directie, is er niet.
Louise gaat op haar knieën voor mevrouw Boonstra die de
roos lachend in ontvangst neemt. Ook meneer Goossen springt van blijdschap
bijna uit zijn vel. Hij slaat zijn arm om Romy heen en Rutger maakt een mooie
foto. Meneer Goossen krijgt de opdracht de volgende docent uit de lerarenkamer
te halen. Trots paradeert hij het hok door. Jaloerse, bijna afgunstige blikken,
volgen de roos in zijn handen. ‘Waar heb je die aan verdiend Nico?’ ‘Is dit in
plaats van de taart?’ ‘Krijgt iedereen er één of is het willekeurig?’
Zo worden om de buurt leraren geroepen om de roos in
ontvangst te nemen. ‘Het is vandaag dag van de leraar en daarom wil ik u
bedanken.’ ‘Meneer, omdat wiskunde eigenlijk een heel stom vak is, maar u het
heel leuk maakt.’ De reacties zijn verschillend maar elke docent wordt er een
beetje verlegen van. Meneer Jongsma staat er wat onhandig bij, ‘nou,
dankjewel.’ Meneer Elzinga plant de roos
zonder wat te zeggen in zijn kop koffie, meneer Visser roept dat hij de Griekse
filosoof Gorgias uit Athene is. ‘Nee, je moet jezélf bedanken,’ zegt meneer
Christmas. Ik kijk hem aan, ‘nee,’ zeg ik, ‘u neemt de roos aan en zegt
dankjewel.’ Zwijgend neemt hij de roos in ontvangst, ‘dankjewel.’
Ze hadden geen taart, een wereldramp, sommigen wel een
roos en hoewel niet iedereen dat liet merken, waren ze er blij mee. Toen ik
gisteren wiskunde had, zag ik aan het bord, op de kop een gedroogde roos
hangen.
Voorjaar 2013
Het gat van de deur
Wij,
leerlingen, zijn eigenwijs. Stronteigenwijs als je wilt. We gaan gerust een uur
in discussie, als we denken er nog punten uit te kunnen slepen of de
inleverdatum op te kunnen schuiven. En ook als we er niks mee kunnen verdienen
behalve ons gelijk. Het enige soort dat ik ken en nóg eigenwijzer is, is de
leraar. Dat is lastig, want leraar en leerling komen elkaar op een school vrij
vaak tegen.
Het
verschil tussen leraren en leerlingen is dat leraren een troef hebben waar
leerlingen niet aan kunnen tippen. Twee troeven eigenlijk.
Het
eerste is een regel die schijnt te bestaan. Ik vind hem vrij rigoureus en
bovendien een tikkeltje ouderwets, maar er zijn nog leraren die er hun eer aan
behalen. De regel luidt ‘de docent heeft altijd gelijk.’ Niet lang geleden heb
ik hem nog gehoord (in een iets andere variant): ‘maar mevrouw, mijn antwoord
is echt ook goed, want kijk, hier staat het in de tekst,’ sputterde de leerling
na een lange discussie, waarop deze niet nader te noemen mevrouw zei, ‘ja, dat
is wel waar, maar ik ben de leraar.’ Het rijmde mooi maar daar was ook alles
mee gezegd.
Er
is echter nog iets ergers. Om de eigenwijze gelijk hebbende leerling de kop in
te drukken, bestaat er een ultiem middel. Het is berucht en bevreesd binnen de
muren van het Bornego College: ‘het gat van de deur.’ Hoe het precies werkt,
weet ik niet, maar dat het heel naar is, staat vast.
Ik
stel me een soort van zwart gat voor, waar, als je er één keer in bent
verdwenen, je met geen mogelijkheid meer uitkomt. Deze angstaanjagende doorgang is er trouwens
niet altijd, - nee, poeh, gelukkig niet - maar alleen als de docent in kwestie
deze oproept met de akelige woorden ‘en als je nu niet ophoudt, is daar het gat
van deur,’ waarbij het van belang schijnt te zijn het woordje ‘daar’ ietwat uit
te rekken en heel dramatisch met je arm richting de – nu nog onschuldige -
deuropening te zwaaien. Ik ben er van overtuigd dat een leraar over zulk soort
magische krachten beschikt (ze kunnen namelijk ook van een onmogelijke afstand
voelen wat je zegt en ruiken of je je huiswerk gemaakt hebt).
Het
gat van de deur als oplossing, een beetje sneu is het wel. Maar ja, je moet wat
als leraar. Menig docent geeft toe dat het eigenlijk helemaal niet de bedoeling
was leraar te worden, maar dat het een soort van per ongeluk zo gekomen is. En
daar zit je dan met je eigenwijzigheid, wat voor ons het gat naar buiten is, is
voor hen blijkbaar het gat naar binnen geweest. En iedereen weet het, het gat
van de deur, daar is geen ontsnappen aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten